De baadster
En dan opeens staat daar
een vrouwenbeeld
niet eens verscholen.
Ze is van plan te duiken
de benen gebogen de kont naar achter
de vingers gestrekt tegen elkaar
alsof ze bidt dat alles goed zal gaan
na de sprong in de rivier.
Zodra de tijd daar mag zijn
duiken haar zusters elders op
en het water van de Berkel in.
Wat een groots gezicht
het weerzien en hoe allen
aan het eind de sluis verlaten
luidkeels kiezen voor het ruime sop.
Maar tegen de winter zal zij
stilletjes verdwijnen
warm worden verwend
tot het weer tijd is om te baden
hier of in het ongewisse.
|